schaatsen

 

Schaatsen

 
 
Een schaatser op IJsbaan Ureterp (januari 2009)

Schaatsen is het zich voortbewegen op dunne, rechte ijzers (schaatsen) over ijs. Schaatsen kan zowel op natuur- als op kunstijs beoefend worden. Het woord schaatssport duidt meer op het wedstrijdschaatsen.

Inhoud

 [verbergen

 Geschiedenis

1rightarrow.png Zie ook: Schaats

 Prehistorie

Een tekening van een glis

Uit vondsten blijkt dat de mens in de prehistorie al probeerde om ijsvlakten sneller over te steken. Hiervoor gebruikte men schaatsen gemaakt van dierlijke botten. Deze werden geslepen totdat het oppervlak glad genoeg was. Schaatsen was toen nog vooral een kwestie van glijden. De allereerste schaatsen worden daarom glissers genoemd; glis, is een rib of een middenvoetsbeen van een rund, paard of hert. De glissers werden voorzien van gaten en met pezen of palingvellen aan de voet bevestigd. Archeologen hebben op de bodem van een Zwitsers meer resten van dergelijke schaatsen gevonden, welke gedateerd zijn op ongeveer 3000 jaar v.Chr. Daarnaast werden er gelijksoortige vondsten gedaan in onder meer Rusland, Scandinavië, Groot-Brittannië, Nederland, en Duitsland.

 Middeleeuwen

Lidwina's val in Johannes Brugmans heiligenleven over Lidwina

In 1174 schreef een klerk (William Fitzstephen) een biografie over Thomas Becket, waarin een beschrijving voorkwam van enkele populaire sporten in Londen, waaronder dus schaatsen: «When the great marsh that laps up against the northern walls of the city is frozen, large numbers of the younger crowd go there to play about on the ice... Others are more skilled at frolicking on the ice: they equip each of their feet with an animal's shin-bone, attaching it to the underside of their footwear; using hand-held poles reinforced with metal tips, which they periodically thrust against the ice, they propel themselves along as swiftly as a bird in flight or a bolt shot from a crossbow. But sometimes two, by accord, beginning far apart, charge each other from opposite directions and, raising their poles, strike each other with them. One or both are knocked down, not without injury, since after falling their impetus carries them off some distance and any part of their head that touches the ice is badly scratched and scraped. Often someone breaks a leg or an arm, if he falls onto it.»

Het schilderij IJsvermaak van Hendrick Avercamp.

Voordat men in Nederland en België het woord schaats gebruikt, werd het als voorwerp al eeuwen hier gebruikt. De bakermat van het schaatsen in de lage landen ligt in Holland en Vlaanderen. In deze contreien ontwikkelde de schaats zich van een eenvoudig bot tot een constructie met een ijzeren mes waarop men zich snel kan voortbewegen. De oudste vondsten van schaatsen dateren van rond 1225 uit Dordrecht en Amsterdam. Uit Vlaanderen zijn zelfs nog oudere afbeeldingen te vinden. In andere gedeelten van Nederland zoals Friesland bleef men nog eeuwen op botjes schaatsen. Over de naam die men destijds aan de schaats gaf is nog geen duidelijkheid. Mogelijk noemde men schaatsen "ijzers" of een variant daarop. In de Tweede Martijn van Jacob van Maerlant sprak hij over een "iserne schoen", oftewel een ijzeren schoen. In dit gedicht schreef hij "Al draag ik ijzeren schoenen ik zou niet aan je kunnen ontkomen"[1]. Een duidelijke verwijzing naar het schaatsen, dat in de middeleeuwen de snelste manier van voortbewegen was. De tekening Lidwina's val van Johannes Brugman toont de heilige Lidwina met schaatsen aan haar voeten. De houding van de schaatser op de achtergrond doet vermoeden dat er al schaatsen met een ijzeren onderkant werden gebruikt, maar veel meer informatie over het schoeisel is niet bekend.

 19e eeuw

Friese doorlopers
Jaap Eden op de schaats

In de 19e eeuw waren er drie typen schaatsen ontstaan: de Hollandse krulschaats, de Zuid-Hollandse baanschaats en de Friese schaats. De eerste twee werden gebruikt om te zwieren, de laatste was puur voor het hardrijden. Doordat de Friese schaats een scherpe punt had ontstonden er gevaarlijke situaties, waarna als gevolg van diverse verboden een krul aan de voorkant van het ijzer werd toegevoegd. Hierdoor werden de ijzers steeds langer, wat meer stabiliteit en dus een langere slag opleverde. Dit droeg bij aan de populariteit van dit schaatstype dat men Friese doorloper ging noemen.

Rond 1800 werden er al, met name in Friesland en Groningen kortebaanwedstrijden verreden. Hier was goed geld mee te verdienen. Op 17 september 1882 werd de Koninklijke Nederlandsche Schaatsenrijders Bond (KNSB) opgericht als overkoepelende organisatie voor het schaatsen. Tegenwoordig zijn het lange- en kortebaanschaatsen, shorttrack, kunstrijden, marathonschaatsen, schoonrijden, skaten en toerschaatsen vertegenwoordigd bij de KNSB.

 20e eeuw

Grafiek met de ontwikkeling van de snelheid bij het langebaanschaatsen sinds de 19e eeuw
1rightarrow.png Zie ook: Internationale Schaatsunie

In juli 1892 werd in Scheveningen besloten tot de oprichting van de Internationale Schaatsunie (ISU). Deze organisatie voldeed aan de behoefte aan internationale regels. Tijdens het eerste officiële wereldkampioenschap in 1893 werd Jaap Eden de eerste wereldkampioen hardrijden op de schaats. Drie jaar later volgen er ook wereldkampioenschappen kunstschaatsen. Pas in 1981 volgde shorttrack als derde discipline met een eigen WK.

1rightarrow.png Zie ook: Ontwikkeling van de schaatssport

Op technologisch gebied maakte de schaatssport ook grote ontwikkelingen door. Men ging steeds op zoek naar manieren om lucht- en ijsweerstand te verminderen. Hierin zijn 3 belangrijke uitvindingen te herkennen:

  • (Overdekte) kunstijsbanen
  • Aërodynamische pakken: In de jaren zeventig reden schaatsers nog met losse wollen kleding, maar in de jaren daarna volgen gladde, aerodynamische pakken van onder meer nylon en kunststof.
  • Klapschaats: Op de Vrije Universiteit in Amsterdam werd onder leiding van Gerrit Jan van Ingen Schenau een schaats uitgevonden waarvan het ijzer kon scharnieren, zodat het langer contact met het ijs hield. Dit leverde een aanzienlijke snelheidswinst op.
  • Duoschaats: Sinds 2008 is de ontwikkeling gestart van de Duoschaats, een schaats die de voordelen combineert van de klapschaats met de voordelen van de conventionele schaats. De uitvinder van de Duoschaats is Jacques van der Miessen

 Principe en techniek

Veel Nederlanders schaatsen vanaf jonge tot op hoge leeftijd.
Schaatsers op natuurijs op het Drontermeer in december 2008.
Martina Sáblíková tijdens het maken van een overstap

Schaatsen is mogelijk doordat het ijzer onder de schoen met weinig wrijving over het ijs kan glijden. Een schaatser kan sturen door de schaats te kantelen, waardoor de rand van het ijzer in het ijs 'graaft'. Hierdoor verandert de wrijving en is het mogelijk om van richting te veranderen.

Een goed uitgevoerde schaatsslag is een vloeiende beweging waarbij de onderstaande stappen in elkaar overgaan:

  1. Afzet met linkerbeen / valbeweging naar rechts
  2. Neerzetten rechterbeen / achterlangs bijhalen linkerbeen
  3. Afzet met rechterbeen / valbeweging naar links
  4. Neerzetten linkerbeen / achterlangs bijhalen rechterbeen

Bovenstaande beweging wordt alleen gebruikt om rechtuit te schaatsen. Bij het nemen van een bocht maken schaatsers een zogenaamde overstap, ook wel pootje over genoemd. Hierbij wordt afgezet met rechterbeen, dat vervolgens voorlangs over het linkerbeen wordt geplaatst. Na het strekken van het linkerbeen wordt dit been naast het rechterbeen neergezet, waarna de cyclus weer opnieuw begint.

 Recreatief schaatsen

Wanneer men het in het Nederlands over schaatsen heeft, bedoelt men daarmee niet altijd "het hardrijden op de schaats", maar ook een prettige vrijetijdsbesteding op winterse dagen. Het is een van de oudste Nederlandse volkssporten en wordt van jongs af aangeleerd. Wanneer het een paar dagen vriest dat het kraakt en het ijs stevig is, geven Nederlandse scholen wel eens "ijsvrij". Een groot aantal schilders uit de lage landen hebben vanaf de middeleeuwen de winterse ijspret vastgelegd met kwast en verf. Hoewel ook in andere landen van het noordelijk halfrond schaatsen in trek is, is het als volksvermaak toch een typisch Nederlands verschijnsel.

 

 Toertochten

Toertochtmedaille

Veel Nederlandse ijsclubs organiseren tijdens schaatswinters toertochten over plassen, meren, sloten en kanalen. Recreanten worden daarbij in de gelegenheid gesteld een tocht af te leggen via een op ijsdikte en veiligheid gecontroleerde route. De afstanden variëren van circa 10 tot circa 200 km. De tochten voeren soms door gebieden die anders niet of nauwelijks toegankelijk zijn.

Veelal krijgen betalende deelnemers die onderweg op elk controlepunt een stempelkaart hebben laten afstempelen, na afloop een medaille overhandigd of toegestuurd.

IJsclubs kunnen dergelijke tochten aanmelden bij de KNSB, die er dan ruchtbaarheid aan geeft. De KNSB stelt daarbij minimumeisen aan de ijskwaliteit.

Bekende tochten zijn onder meer de Hollands-Venetiëtocht (in en om Giethoorn), de Noorder Rondrit (in de provincie Groningen) en de Elfstedentocht (Friesland). Een bijzondere tocht, die slechts zelden gereden kan worden, is die van Enkhuizen naar Stavoren en weer terug, dwars over het dichtgevroren IJsselmeer. In 1996 deden zo'n 35 à 40.000 schaatsers een poging.[1][2]

 Wedstrijdschaatsen

 Kunstijs

Sinds de opening van de eerste kunstijsbaan in 1960 en de eerste overdekte baan in 1985 wordt een groot deel van de schaatswedstrijden verreden op kunstijs. Enkele banen, welke op grote hoogte of in koude gebieden liggen, bieden nog buitenijs aan, maar dit wordt ook kunstmatig bijgehouden. De schaatsbanen van Calgary en Salt Lake City zijn zogenoemde hooglandbanen. Deze liggen op meer dan 1000 meter boven de zeespiegel, waardoor de luchtdruk er lager is dan op andere (laagland)banen en er sneller gereden kan worden. De meeste wereldrecords zijn op een van beide banen gereden.

Op kunstijs onderscheidt men de onderstaande vormen van wedstrijdschaatsen. IJshockey is een aparte categorie.

[bewerken] Langebaanschaatsen

1rightarrow.png Zie Langebaanschaatsen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

De schaatsers rijden in paren op een baan van 400 meter. Er wordt per ronde gewisseld op het rechte stuk van baan. Tijden worden (meestal) elektronisch opgenomen. Bij allround wedstrijden wordt op basis van de tijden op verschillende afstanden een klassement opgemaakt. Afstanden waarover langebaanwedstrijden verreden worden zijn 500, 1000, 1500, 3000, 5000 en 10000 meter. Een relatief nieuwe discipline in het langebaanschaatsen is de ploegenachtervolging, waarbij twee teams van drie of 4 rijders tegen elkaar rijden, waarbij de tijd van de laatste rijder telt.

Samen met Noorwegen, Duitsland, Italië, Rusland, Verenigde Staten, Japan, Canada, China, Zuid-Korea en in mindere mate Zweden, Finland, Oostenrijk, Polen en Zwitserland mag Nederland zich tot de grote schaatsnaties rekenen. Enkele andere landen zoals Frankrijk doen weliswaar mee met de grote toernooien, maar gooien nog geen hoge ogen. In de jaren 90 van de vorige eeuw deden enkele Nederlanders namens andere landen mee. De bekendste was Bart Veldkamp die voor België uitkwam en voor dat land de eerste bronzen medaille op een olympische winterspelen zorgde.

Grote toernooien, voor zowel vrouwen als mannen, zijn:

Bij toernooien wordt een klassement opgemaakt aan de hand van de op het toernooi verreden afstanden. De langere afstanden worden hiervoor omgerekend naar tijd per 500 meter (in duizendsten) en daarna opgeteld. De 1500 meter wordt dus gedeeld door 3, de 5000 meter door 10 en de 10 kilometer door 20. Dit geldt ook voor sprintkampioenschappen. Op afstandskampioenschappen worden direct de gereden tijden met elkaar vergeleken.

 Marathonschaatsen

1rightarrow.png Zie Marathonschaatsen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.
Marathonschaatsen

Sinds de 17e eeuw werden er al diverse tochten verreden op natuurijs. Aan het eind van de 20e eeuw ontstond er door het gebrek aan goed ijs de behoefte aan alternatieve wedstrijdmogelijkheden. In 1973 kwam de KNSB met een commissie die het marathonschaatsen verder moest uitwerken Dit leidde tot de huidige vorm: een wedstrijd van minimaal 25 en maximaal 250 ronden. Tegenwoordig wordt de KNSB Cup verreden, een cyclus van meerdere wedstrijden waarin rijders punten verzamelen voor het eindklassement.

 Kortebaanschaatsen

1rightarrow.png Zie Kortebaanschaatsen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Bij kortebaanschaatsen, niet te verwarren met shorttrack, worden wedstrijden verreden over 140 (Vrouwen) en 160 (Mannen) meter . Doordat kunstijsbanen sinds enige jaren geen plek meer hebben voor deze discipline was men volledig afhankelijk van natuurijs (vroeger hadden Haarlem en Heerenveen een z.g. "Kortebaanpoot"). De KNSB riep daarom de Supersprint in het leven, wedstrijden over 100 en 300 meter op een standaard ijsbaan van 400 meter lengte. Sinds kort is daar in Nederland verandering ingekomen met de opening van FlevOnice in Biddinghuizen. Hier kan men wel 160 meter rechtuit sprinten.

[bewerken] Shorttrack

Apolo Anton Ohno, Thibaut Fauconnet, Mark McNee en Sergei Prankevitch in 2004 tijdens de World Cup Short Track in Saguenay.
1rightarrow.png Zie Shorttrack (schaatsen) voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Vier tot zes rijders starten naast elkaar op een ijshockeybaan van 111,12 meter lengte. De tijd is niet van belang, de twee rijders die als eerste de finish passeren gaan door naar de volgende ronde van een wedstrijd. Naast techniek en conditie hebben shorttrackers ook behendigheid, tactiek en acceleratievermogen nodig. De afstanden die verreden worden zijn de 500 (4 ½ ronde), 1000 (9 ronden) en 1500 meter (13 ½ ronde). Shorttrack staat bekend om spectaculaire inhaalacties, waarbij onder meer binnendoor en buitenom ingehaald wordt, vaak met de hand aan het ijs in de bochten.

Op internationaal niveau heersen op dit moment met name Aziatische (China, Korea) en Noord-Amerikaanse (Verenigde Staten, Canada) landen. De KNSB is in Nederland gestart met de uitvoering van een plan dat moet leiden tot podiumplaatsen tijdens de Winterspelen in Vancouver. Dit is echter niet gelukt.